Omdat ik artikelen en teksten schrijf, word ik regelmatig gewezen op het feit dat ik schrijffouten maak. Dat doe ik bewust en moet steeds uitleggen waarom. Als je mij een beetje kent, weet je dat ik liever lui ben dan inefficiƫnt. Vandaar dit schrijfsel, kan ik voortaan volstaan met een link.
Om te beginnen maak ik mij regelmatig schuldig aan iets dat door taalpuristen gezien wordt als onderdeel van de „Engelse ziekte”. Geen afwijking van de botgroei door gebrek aan zonlicht, maar het verengelsen van het Nederlands. Deze "ziekte” heeft verschillende symptomen, maar mijn favoriet is het in mootjes hakken van woorden die je in het Nederlands eigenlijk aan elkaar hoort te schrijven.
Jaren geleden, toen ik begon te schrijven voor het web, merkte ik dat browsers geen tekstverwerkers zijn en de lange woorden niet afbreken. Zo ontstonden er soms lange gaten in de rechterkantlijn, die ik oploste door de lange woorden door midden te knippen. Daarna deed mijn dagelijks gebruik van Spaans de rest. Net als in het Engels worden in Latijnse talen de woorden niet aan elkaar geplakt. En terecht, want het is veel leesbaarder om ze los te schrijven. Omdat het hier gaat om 2 wereldtalen, is het volgens mij juister om te spreken van Nederlandse plakziekte dan van Engelse ziekte. Al kan het ook zijn dat ik lijd aan lange woorden fobie. Ja, dat bestaat! Het heet eigenlijk langewoordenfobie en de wetenschappelijke naam is hippopotomonstrosequipediofobie. Van afkeer tegen zulke woorden wil ik eigenlijk helemaal niet genezen worden.
Dan nog een handjevol Franse woorden. Ik hou van de Latijnse taalstructuur, hoor, Spaans is een verademing ten opzichte van de onlogische Nederlandse brij of brei. De Franse erfenis scheept ons vooral op met woorden die een uitgang van 3 letters hebben, waar een simpele letter o de lading ook wel dekt. Vandaar: nivo, buro en kado zonder zeventiende eeuwsche fratsen. De sch achterna, die vooral aan het eind van woorden terecht vervangen is door een enkele s.
Niet uit efficiency omdat het een letter scheelt, maar toch: sex. Volgens het groene, het witte of het paars-gestreepte boekje moet je „seks” schrijven maar dat vind ik er als woord, als plaatje zeg maar, gewoon niet uitzien. Nog afgezien van het jaren zeventig porno sfeertje wat er om heen hangt. Jaren zeventig porno sfeertje, of jarenzeventigpornosfeertje voor de (taal)liefhebbers, ik vind het nix.
Kortom, ik weet best hoe het hoort, maar zie geen reden om regels in stand te houden die niets toevoegen en soms zelfs afbreuk doen aan de leesbaarheid. Nu is het wachten tot ik het lef heb om dat D, T en DT geneuzel ook overboord te gooien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten